Het was 1964 in Tokio, en Henk Cornelisse was net terug van een training. Samen met drie andere renners deelde hij een kamer. De wielerkleding hing aan een lijntje te drogen: bezwete shirts en broeken met remsporen, een typisch tafereel na een lange dag op de fiets. De jongens lagen op bed, uitgeput maar voldaan, toen er plots paniek uitbrak. Voor hun deur stond niemand minder dan prinses Beatrix. Tot ieders verbazing stapte ze gewoon naar binnen, pakte een stoel en ging midden in de kamer zitten.De renners schoten in de stress en wilden razendsnel de boel opruimen, maar Beatrix stak daar een stokje voor. “Nee,” zei ze kalm, “ik wil zien hoe het echt is.” Het bezoek was gepland voor zes minuten, maar ze bleef veel langer. Henk, nooit verlegen om een praatje, raakte met haar in gesprek. Ze lachte, stelde vragen en leek geen haast te hebben. De beveiliging begon zenuwachtig te worden – ze moest immers ook nog andere kamers bezoeken – maar Beatrix wuifde dat weg. “Als we daarheen gaan, is alles netjes opgeruimd,” zei ze. “Hier zie ik het echte leven.” Wat zes minuten had moeten zijn, werd een bezoek van 45 minuten. De sfeer was ontspannen, en ze lachten samen als schoolkinderen.Tegen het einde keek Beatrix Henk aan en vroeg: “Henk, als ik morgen terugkom, wil jij dan naast me zitten en me tekst en uitleg geven over wat er op de baan gebeurt?” Henk stemde enthousiast toe. De volgende dag deed hij dat met veel plezier, al had hij achteraf spijt dat hij de ongeveer 75 foto’s van die momenten niet beter had bewaard – ze waren allemaal verloren gegaan. Beatrix was gekomen om Tiemen Groen kampioen te zien worden, maar die eindigde als vierde. Toch bleef het voor Henk een onvergetelijke belevenis.Later werden de renners nog gehuldigd in de RAI, maar dat is een verhaal voor een andere keer. “O ja,” zou Henk later toevoegen, “dit is echt gebeurd.”
Geef een reactie